Nachtwerk in Nederland
Dit rapport gaat in op nachtwerk in Nederland, wat de omvang is, of die omvang verschilt tussen sectoren en welke blinde vlekken er zijn ten aanzien van het monitoren van de omvang van nachtwerk in Nederland.
Omvang nachtwerk in Nederland stabiel
Vanuit de Enquête Beroepsbevolking (EBB) van het CBS zijn data over nachtwerk tot 2020 beschikbaar: toen werkten in Nederland ongeveer 1.2 miljoen werkenden soms of regelmatig in de nacht.
Het aandeel van de beroepsbevolking dat ’s nachts werkt ligt al jarenlang rond de 15 procent. Tijdens de corona-jaren is een lichte daling zichtbaar. Het zal moeten blijken of dit tijdelijke of een structurele daling betreft. Wat betreft persoonskenmerken werkt een groter aandeel zelfstandig ondernemers soms/regelmatig ’s nachts dan werknemers. Zelfstandig ondernemers geven vaker dan werknemers aan soms ’s nachts te werken, maar minder vaak regelmatig. Verder neemt het aandeel werknemers met nachtwerk af met toenemende leeftijd.
In 2022 zijn in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van TNO en CBS werknemers die soms of regelmatig in de nacht werken eenmalig gevraagd naar de frequentie en duur van het nachtwerk. Hieruit blijkt dat 34,6 procent één keer per maand of minder ’s nachts werkt en 65,4 procent minimaal twee keer per maand waarvan 14,4 procent 8 nachten of meer.
Grote verschillen tussen en binnen sectoren
Van de werknemers in de NEA met soms/regelmatig nachtwerk, werken in 2022 de meeste in de zorg (23,6 procent; 280.000 werknemers), gevolgd door de industrie (14,1 procent; 167.000 werknemers) en het vervoer (13,1 procent; 155.000 werknemers). Gekeken naar de sectoren waar nachtwerk relatief het meest voorkomt, blijken werknemers in het vervoer het vaakst aan te geven soms/regelmatig ’s nachts te werken (37,2 procent).
Andere sectoren waar nachtwerk relatief veel voorkomt zijn de horeca (25,3 procent), de zorg (19,7 procent), de industrie (19,3 procent) en het openbaar bestuur waar o.a. politie, brandweer en defensie onder vallen (18,0 procent). In de financiële sector, het onderwijs en de landbouw werkt minder dan 2 procent soms/regelmatig ’s nachts.
Voor de vier sectoren waar nachtwerk relatief het meest voorkomt, is gekeken naar onderliggende deelsectoren. Zeker in het vervoer en de industrie zijn er grote verschillen. Zo werkt 61,0 procent van de werknemers in de luchtvaart soms/regelmatig ’s nachts tegenover 15,9 procent van de werknemers in de post en koeriers (waaronder de distributiecentra). In de industrie komt nachtwerk relatief veel voor in de sanering en afvalbeheer (46,1 procent), maar relatief weinig in de vervaardiging van meubels (3,0 procent) en kleding (2,3 procent).
Betrouwbaar beeld omvang, maar blootstelling nachtwerk beperkt gemeten
De EBB, NEA en ZEA zijn bedoeld als een vinger aan de pols van werkend Nederland. Deze monitors geven vanwege de grootte van de steekproef en gebruikte methodologie een betrouwbaar beeld van de omvang van nachtwerk in Nederland. Omdat ze een breed scala aan relevante werkaspecten uitvragen, is er minder ruimte voor verdiepende vragen. Enkele uitdagingen rondom het meten van nachtwerk zijn geconstateerd waaronder het preciezer meten van de blootstelling aan nachtwerk, hoe lang men ’s nachts werkt en ondervertegenwoordiging van specifieke groepen werkenden.