Werkdruk in het Onderwijs
In de Nederlandse Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) verzamelen TNO en CBS gegevens over de werksituatie van werknemers in Nederland. Om gedetailleerde uitspraken te kunnen doen over het onderwijs heeft het ministerie van OCW gevraagd om extra deelnemers te verzamelen uit de onderwijssector, met name uit het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. Deze ‘oversampling’ van onderwijswerknemers vindt plaats sinds 2018. Sinds 2019 levert TNO tabellen aan waarin de NEA-cijfers worden gepresenteerd voor deze werknemers.
In deze rapportage zijn de NEA-cijfers gekoppeld aan bestanden van het CBS om gegevens te verkrijgen over het type school waar de werknemers werkzaam zijn, namelijk de mate waarin het een achterstandsschool betreft en of de school in een G5 gemeente ligt. De nadruk bij deze aanvullende analyses ligt op werkdruk. Van 2023 t/m 2026 zal TNO de gewenste analyses uitvoeren. TNO onderzoekt of er verschil is in werkdruk voor verschillende groepen, zoals het onderwijstype (primair onderwijs, voortgezet onderwijs), het type school (wel/geen achterstandsschool, wel niet een school in G5 gemeente), verschillende functies (management, docenten en onderwijsondersteunend personeel) en achtergrondkenmerken van de werknemers (leeftijd, geslacht, werkervaring, parttime/fulltime, wel/geen overwerk). Ook onderzoekt TNO de trend in werkdruk over de afgelopen jaren (2018 t/m 2022) binnen de verschillende onderwijstypes en voor verschillende achtergrondkenmerken van werknemers.
Uit de resultaten blijkt dat werknemers in het onderwijs over het algemeen meer werkdruk ervaren dan werknemers die in andere sectoren werken. Dat geldt vooral voor docenten. De hoogste werkdruk waarbij hoge taakeisen zijn gecombineerd met een lage autonomie, zien we bij docenten in achterstandsscholen (49%). Deze werknemers ervaren daarnaast iets minder sociale steun en meer ongewenst gedrag van collega’s. Voor wat betreft de trend in werkdruk (2018 t/m 2022) zijn er op geen van de onderzochte werkdrukindicatoren substantiële verschillen gevonden tussen PO en VO, tussen de verschillende functietypes in het onderwijs en tussen diverse achtergrondkenmerken van werknemers.
Burn-outklachten komen vaker voor bij werknemers in het onderwijs. De werknemers met de meeste burn-outklachten zijn docenten in het VO (34%). We zien een lichte stijging van de burn-outklachten bij docenten in het PO en een lichte daling bij docenten in het VO, maar de verschillen zijn niet groot. Een ander marginaal verschil zien we bij de functiegroepen. Bij het management en het ondersteunend personeel is er sprake van een lichte stijging, bij de docenten van een lichte daling.