Waar zit nog onbenut arbeidspotentieel in Nederland?
Artikel in Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken
De Nederlandse arbeidsmarkt staat voor grote uitdagingen. In bijna alle sectoren is er tekort aan personeel. Tegelijkertijd is er een groep mensen die structureel langs de kant staan. Met het steeds krapper worden van de arbeidsmarkt is de druk op het meer uren werken van deeltijdwerkers toegenomen. Maar hoeveel deeltijdwerkers willen eigenlijk meer uren werken? Wat zijn hun kenmerken en hoe verhoudt zich dat tot voltijdwerkers? En welk deel van de Nederlandse werkenden geeft aan dat hun kennis en vaardigheden op dit moment onvoldoende benut worden in hun werk?
In het artikel “Waar zit nog onbenut arbeidspotentieel in Nederland?” geven we inzicht in twee vormen van onderbenutting op de Nederlandse arbeidsmarkt: kwantitatieve onderbenutting (in termen van uren werken) en kwalitatieve onderbenutting (in termen van een mismatch tussen kennis en vaardigheden met het werk). De inzichten biedt handvaten voor het maken van beter geïnformeerde keuzes om onderbenutting tegen te gaan, waarbij ook rekening wordt gehouden met onbetaalde, maatschappelijk relevante activiteiten (zoals mantelzorg, zorg voor kinderen en vrijwilligerswerk). Dit doen we met behulp van landelijke data uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en het Cohort Onderzoek Duurzame Inzetbaarheid (CODI) van TNO en CBS.
Het artikel toont dat ongeveer de helft van de werknemers in deeltijd werkt (minder dan 36 uur per week), met grote verschillen tussen mannen en vrouwen. Van de vrouwen werkt 74,8% in deeltijd, van de mannen is dit 28,9%. Veel deeltijdwerkers doen naast hun werk maatschappelijk belangrijke taken zoals mantelzorg of het opvoeden van kinderen. Een deel volgt een opleiding om hun eigen arbeidsmarktpositie te verbeteren. Kwalitatieve onderbenutting is relatief stabiel in Nederland: 30% van de werknemers zegt meer kennis en vaardigheden te hebben dan nodig voor het werk. Deze vorm van onderbenutting wordt het meest ervaren door werknemers met minder complexe beroepen en werknemers in de handel, vervoer en horeca.
Gemiddeld 20% van de deeltijdwerkers zou meer uren willen werken blijkt uit TNO onderzoek. Hoewel een groot deel van deze groep bestaat uit jongeren die onderwijs volgen, zijn er ook specifieke groepen aan te wijzen waar wel potentie lijkt te zijn om meer uren te gaan werken. Dat zijn bijvoorbeeld vrouwen die nu 15 uur of minder per week werken en om vrouwen met kinderen ouder dan 12 jaar. De wens om meer uren te gaan werken, is bij 30% een jaar later ook daadwerkelijk gerealiseerd. Een struikelblok om meer uren te kunnen werken, kunnen (mantel)zorgtaken zijn. Tegelijkertijd is dit ook een aansporing voor werknemers en werkgevers om samen vaker het gesprek aan te gaan over meer uren willen werken. Werkgevers kunnen door het bieden van de juiste randvoorwaarden, zoals flexibiliteit in uren en roosters, deze groep aantrekken.
Het artikel was onderdeel van de TNO en CBS publicatie “Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt: Focus op Onderbenutting”. Het symposium vond plaats op 27 juni 2024 bij Sociëteit de Vereeniging, Den Haag. Hier is het gesprek over dit belangrijke onderwerp voortgezet met sprekers als Tjark Tjin-A-Tsoi (Raad van Bestuur TNO), Peter Hein van Mulligen (hoofdeconoom CBS) en betrokken onderzoekers.