Topsectoren 2012 – Methodologie en databeschrijving
In het kader van het bedrijfslevenbeleid, opgesteld in februari 2011, van het (toenmalige) Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, is sprake van het gericht investeren in negen topsectoren van onze economie met als doel knelpunten aanpakken die de groei van deze sectoren belemmeren. Dit bedrijfslevenbeleid van Economische Zaken (EZ) is aanleiding om te monitoren hoe bedrijven in deze sectoren presteren. Daartoe zijn diverse onderzoeken en monitoren in het leven geroepen (zie hoofdstuk 3). Vanuit TNO, dat haar investeringsmiddelen in belangrijke mate richt op de topsectoren, bestaat de mogelijkheid om het Eigen monitorenbeleid aan te passen aan deze ontwikkeling. Concreet betekent dit dat de onderzoeken zodanig worden ingericht dat uitspraken kunnen worden gedaan over situaties en ontwikkelingen in de top-sectoren. Eén van de onderzoeken die zich daarvoor leent is de Werkgevers Enquête Arbeid (WEA), een tweejaarlijks onderzoek onder circa 5.000 vestigingen van organisaties in Nederland (Oeij et al., 2013). Op basis van het WEA-onderzoek kunnen rapportages worden vervaardigd over de topsectoren: de ‘Topsectoren-WEA’.
Het doel van dit rapport is op de eerste plaats het presenteren van een methodische verantwoording van het databestand ‘Topsectoren-WEA’ 2012 (hoofdstuk 2). Dit biedt inzicht in de vraag hoe de steekproef is samengesteld en welk typen organisaties en (sub)sectoren worden gedekt met de bestaande responsgroep. Op de tweede plaats belichten we de relatie met de WEA (§ 1.3). Het betreft hier het aangeven welke onderwerpen in het onderzoek aan bod komen. Op de derde en laatste plaats beschrijven we enkele centrale resultaten en vergelijken we ons bestand met andere onderzoeken naar topsectoren (hoofdstuk 3 en bijlage 2). Daardoor kan de lezer zich een beeld vormen van de gebruikswaarde van de Topsectoren-WEA ten opzichte van andere databronnen.