Het percentage werknemers met een beroepsziekte is de afgelopen zes jaar niet gestegen, maar de hieraan gerelateerde verzuimkosten zijn verdubbeld
In de periode van 2014‑2018 was er een lichte stijging van 3,2% naar 3,8% in het aantal werknemers met een beroepsziekte die zich in het afgelopen jaar heeft gemanifesteerd. Meer recente cijfers laten echter zien dat 2018 een ‘uitbijter’ was. Net als in 2014, rapporteerden in 2020 3,2% van alle werknemers in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) dat zij in dat jaar één of meerdere beroepsziekten hebben opgelopen die zijn vastgesteld door een arts. Ook het totale percentage werknemers met een beroepsziekte, dus ongeacht wanneer deze is begonnen, was in de periode 2014‑2020 stabiel (11,1% in 2014; 10,6% in 2020). Opvallend is echter dat de verzuimkosten van beroepsziekten[1] wél fors zijn gestegen. De totale verzuimkosten van de in het afgelopen jaar volgens werknemers vastgestelde beroepsziekten, stegen van 1,3 miljard in 2014 naar 2,6 miljard in 2020[2]; een stijging van 1,3 miljard.
De belangrijkste oorzaak van deze kostenstijging, is dat het gemiddeld aantal verzuimdagen door beroepsziekten in sterke mate is toegenomen (Figuur 1). Van genoemde stijging in verzuimkosten tussen 2014 en 2020 van 1,3 miljard, is bijna driekwart) toe te schrijven aan de toename in het aantal verzuimdagen door beroepsziekten. Dat is vele malen meer dan de invloed van veranderingen in loonkosten, of veranderingen in het totale aantal werknemers in Nederland.
Opvallend is dat het gemiddeld aantal verzuimdagen in alle jaren veel hoger is in de groep van wie de beroepsziekte zich in het afgelopen jaar heeft gemanifesteerd, vergeleken met de groep die al langer dan een jaar een beroepsziekte heeft. Dat heeft tot gevolg dat ook de verzuimkosten per werknemer veel hoger zijn voor beroepsziekten die pas in het afgelopen jaar zijn begonnen, vergeleken met beroepsziekten die men al langer dan een jaar heeft. Dit extra hoge verzuim in het eerste jaar van een beroepsziekte geldt vooral voor degenen met een psychische beroepsziekte en voor werknemers die meerdere nieuwe beroepsziekten rapporteren (Figuur 2).
Deze cijfers wijzen er op dat werknemers vooral in het eerste jaar na het begin van een beroepsziekte veel moeite hebben om hun werk te combineren met deze nieuwe gezondheidssituatie. Na enige tijd blijkt men gemiddeld bezien beter in staat om met minder verzuim toch te kunnen werken. Deze reductie in verzuim vanaf het eerste jaar dat de beroepsziekte zich heeft gemanifesteerd kan het resultaat zijn van behandelingen waarmee de klachten van de beroepsziekte geleidelijk minder worden, of het gevolg zijn van werkplek‑ en taakaanpassingen. Bovendien kan er sprake zijn van een ‘healthy worker effect’. Mogelijk hebben sommigen met een ernstige en met veel verzuim gepaard gaande beroepsziekte hun werk op moeten geven, en blijven na een jaar alleen degenen over met een minder ernstige en met minder verzuim gepaard gaande beroepsziekte. Waarschijnlijk ligt de verklaring in een combinatie van de hierboven genoemde verklaringen.
[1] Het gaat hier om loonkosten voor niet gewerkte uren.
[2] De cijfers voor 2020 zijn een voorlopige schatting op basis van de loongegevens van 2019.
Bron: ‘Trends, kosten en comorbiditeit van beroepsziekten van werknemers in de periode 2014‑2020’. Auteurs: Ernest de Vroome, Wouter Steijn en Irene Houtman.